Professionele Ontwikkeling

De bijeenkomsten van professionele ontwikkeling vinden plaats tijdens de kliniekperiode en hebben een vaste indeling. De groep bestaat uit ongeveer 10 studenten en in het eerste deel van de bijeenkomst worden, in de vorm van intervisie, onderwerpen besproken naar aanleiding van gebeurtenissen op de werkvloer. In deze fase heeft de docent een coachende rol. Dit is een prettig moment voor studenten om ervaringen te delen. 

In het tweede deel van elke bijeenkomst staat steeds een geselecteerd thema centraal, in overleg met de bekwaamheidscoördinatoren. Ieder thema wordt vantevoren door de studenten voorbereid. In het boek Professionele Ontwikkeling zit de voor te bereiden literatuur over het thema met daarbij toegevoegd een literatuurlijst waar de ambitieuze of leergierige student uit zou kunnen putten. Tevens zijn er per onderwerp een tweetal vragen over de mening en zo mogelijk persoonlijke ervaring van de coassistent over dit thema. De coassistent moet de vragen beantwoorden in het portfolio en wordt daar in het algemeen tijdens de discussie naar gevraagd. Na afloop van de bijeenkomst legt de co voor zichzelf vast welke inzichten naar aanleiding van de discussie zijn verworven. Vervolgens past de co deze inzichten in de kliniek toe. Zijn ervaringen daarmee kunnen worden vastgelegd in het portfolio. Om de discussie op niveau te kunnen voeren moeten de groepsgenoten de in de studentenklapper aanwezige literatuur gelezen hebben. Ook moeten ze vragen hebben voorbereid voor aanvang van de discussie. De bespreking kan vervolgens plaatsvinden aan de hand van stellingen, bespreking in tweetallen, het schrijven van een deelredenering of enig andere vorm die bijdraagt aan de onderwijsdoelstellingen.

De thema’s zijn gekozen met het oog op het bereiken van niveau twee van de verschillende bekwaamheden. Bij ieder thema zijn de relevante bekwaamheden aangegeven.