Het vooruitterugbliksyndroom

Auteur: Gepubliceerd op: 
Doc-column

Toen ik voor het eerst door de draaideuren van het goudkuipje naar buiten liep, zeulend met de letterlijk 30 kilo aan boeken die ik zojuist voor een godsvermogen in de panaceakelder had aangeschaft (jep, toen bestond er nog geen bezorging), leek 6 jaar studeren eindeloos. Aan de middelbare school leek al nooit een eind te komen. En dat dan all over again?!

Toegegeven, als je nu net je hertentamen niet gehaald hebt, of je afvraagt of de faculteit zélf wel enig idee heeft hoe het volgende blok in G2020 er uit ziet, dan lijken die vier letters oprecht ver weg: arts. Toch glippen de jaren makkelijker door je vingers heen dan de darmen die je opzij mag houden tijdens een laparotomie. Eergister nog schreef ik over ‘de goede dokter 1’ (Luca Kovác van ER, zie plaatje), de eerste opdracht van professionele ontwikkeling in jaar 1. En dan ligt je bul opeens onderaan de posstapel van het BIG-register. Een week of 6 later (ja, brieven openen is het enige wat ze doen bij het BIG, maar dat kost véél tijd) ben je volwaardig dokter.

Tijdens je opleiding moet je er soms niet aan denken dokter te zijn, sommigen zijn er zelfs wat bevreesd voor. Dat is niet nodig, je groeit vanzelf in het vak. Als je net je semi-artsstage hebt gelopen is er weinig anders als arts-assistent. Je moet nog steeds vroeg op en ziet in je uppie patiënten die je (vaak) overlegt met de specialist.

Er zijn nadelen: je jas wordt lichter door het gemis van kilo’s aan coassistentenboekjes en -notities, maar tegelijk zwaarder door het gewicht van je verantwoordelijkheid. Je biologische klok tikt moeizaam, je draait de helft van je diensten buiten kantooruren en leeft voortdurend in puur TL-licht. Verder kom je er achter dat de opleiding niet zo compleet is: het eerste dat elke arts-assistent moet doen is een paar peperdure (vergoede) medische cursussen volgen. Maar, ze worden overtroffen door de voordelen: je bent verlost van het co-krukje en mag je voorstellen als ‘de dokter’, je kan eindelijk de meeste zaken zelf aanvragen en ondertekenen, je hebt je eigen coassistenten (hoe relaxed!) en, niet te vergeten, elke maand wordt het tienvoudige van je basisbeurs aan je overgemaakt, waardoor je niet meer met je student-OV op een station staat te kleumen. Ik kreeg zelfs van elke op de SEH vertegenwoordigde specialist een kerstcadeau (ja, dat is alleen voor de periferie).

Je zwoegen wordt langzaam oprecht gewaardeerd. Klinkt dat te geweldig? Er is iets wat ik de afgelopen jaren heb geleerd. In de brugklas verlang je naar het kunnen kiezen (en met name het droppen) van vakken, maar eenmaal in de tweede fase kijk je vooral uit naar echt studeren. Zit je eenmaal in de collegebanken van geneeskunde, dan wil je niets liever dan beginnen met je coschappen. Als je vervolgens als co weer eens -nog half slapend- in een onzichtbaar hoekje wordt gedropt zonder dat iemand je een blik waardig gunt, dan is het heerlijk je voor te stellen ooit aan de artsentafel te zitten. Of, nog liever misschien, terugkeren naar de (zinloze) lessen maatschappijleer, je eigen lampion steken met een prikpen of uitkijken naar de intocht van Sinterklaas. Kijk niet te reikhalzend naar de toekomst en met niet teveel weemoed naar het verleden, geniet van wat je nu doet, nu mag en niet hoeft.

In de komende edities zal ik het lief en leed als dokter op de spoedeisende hulp met jullie delen.