Psychotische terminologie

Auteur: Gepubliceerd op: 
VGT-hulp

Velen worden vier keer per jaar met xerostomie, tremoren en urge-incontinentie wakker: de voortgangstoets moet weer worden gehaald. Ditmaal bieden we hulp bij psychiatrische terminologie die zo desastreus werkt op onze tere zieltjes, dat een post-VGT-psychose op de loer ligt.

Het boekje stond afgelopen februari weer eens bomvol met voor velen onbegrijpelijke psychologische terminologie. Gelukkig kun je dit vaak nog wel enigszins ontcijferen, maar soms... Velen geven direct op; een aantal begrippen komt echter steeds weer terug. Laat die hierna gemakkelijke puntjes niet liggen! We gaan het luchtig hebben over psychiatrische functies, projectie en theory of mind. Hey! Laat je nu dus niet afschrikken!

Laat die hierna gemakkelijke puntjes niet liggen!

Trias psychica
Eerst een geruststelling: psychiaters hebben zelf ook geen idee. Aristoteles wist vroeger niets van DNA, evolutie en soorten en dus ging hij de natuur om zich heen eerst maar gewoon eens indelen op kenmerken die hem logisch leken. Oneerbiedig gesteld is de psychiatrie dit stadium der wetenschap nog niet helemaal gepasseerd. Men heeft bedacht dat het handig is om de stoornissen die men bij (psychiatrische) patiënten vindt, onder te verdelen in bepaalde functies. Grofweg zijn er drie groepen, de trias psychica: cognitieve, affectieve en conatieve functies.

Formeel omvatten de cognitieve functies alle processen die bij het opnemen en verwerken van informatie betrokken zijn. Simpel gesteld: alles wat je nodig hebt om een rekensom op te lossen. De stoornissen die hierbij horen zijn hiermee gemakkelijk te bedenken. Bij 43-1=? is het bijvoorbeeld handig om: bij bewustzijn te zijn, je te kunnen concentreren, enige intelligentie te hebben etc. Hieronder vallen ook functies als het (korte- en langetermijn) geheugen en het ‘denken’. Met dit laatste wordt zowel de inhoud van het denken (bv. gestoord bij een waan) als hoe het denken verloopt (bv. bradyfreen of incoherent) bedoeld. Stel, om dit gemakkelijker te onthouden, het volgende beeld voor: een oude dementerende dame die tegen je zegt: ‘pas op.... eeeuh dokter, er staat een SS’er achter u.’

Ook de waarneming (waaronder zelfwaarneming) valt immers onder de cognitieve functies. Stoornissen hierin zijn bijvoorbeeld hallucinaties, dyspercepties, illusionaire vervalsingen, derealisaties of zelfs depersonalisaties. Het onderscheid tussen de laatste twee komt ook vaak terug. Derealisatie is het gevoel dat de waarneming (‘de wereld’) niet echt is, diegene zegt vaak dat het lijkt alsof hij naar een film kijkt. Depersonalisatie gaat om het gevoel de connectie met je eigen lichaam te zijn verloren, alsof jij jezelf dingen ziet doen zonder dat je ze doet (past bij een dissociatieve stoornis). Derealisatie en depersonalisatie komen vaak samen voor

De affectieve functies omvatten de stemming, het affect, suïcidaliteit en de lichaamsbeleving. Het affect is altijd een lastige term, die overal net weer anders wordt gedefinieerd. Het heeft in ieder geval te maken met het ervaren of tonen van een emotie. Wat is dan het verschil met de stemming vraag u zich af? Heel goed, ik ook. Wikipedia legt het nog het mooist uit:
De stemming gaat dus meer om de algehele staat van de emoties, waarbinnen het affect zich beweegt. Een beetje zoals de temperatuur per dag zich beweegt binnen de gemiddelde temperatuur van een bepaald seizoen. De bekendste stoornissen hierin zijn somberheid (stemming) met vaak huilen (affect).

Prent je hierbij het volgende beeld in: een uitgemergeld tienermeisje met vochtige neergeslagen ogen en littekens op haar polsen dat zegt: ‘Dokter, ik ben een vet varken’. Dit laatste past bij een verstoorde lichaamsbeleving, zoals bij anorexia. Hierin zit enige overlap met wanen, derealisatie en met name depersonalisatie.

Conatief gaat over de wilskracht en de uiting daarvan in het gedrag van een persoon. Hieronder vallen stoornissen in de psychomotoriek (bv. katatonie, echomimie of echolalie), de motivatie (bv. lethargie) en het gedrag (bv. dwangmatig of misbruik van middelen). Ik zie hierbij altijd de volledig geflipte patiënt voor me die urenlang doodstil in een hoekje van een met matrassen beklede isoleercel zit en constant ‘it rubs the lotion on its skin’ mompelt.

Projectie
Nee, we gaan geen film kijken, het gaat hier om het toeschrijven (projecteren) van de eigen gedachten en/of gevoelens op iemand anders. Bijvoorbeeld tijdens de seks: ík vind het heerlijk, hij/zij dus ook. Denk ook aan bekende uitdrukkingen als ‘wat je zegt ben je zelf’ en ‘zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten’.

Een specifieke vorm van dit fenomeen is overdracht. Hierbij gaat het om projectie in een poging iets wat eerder fout ging in een relatie (tussen personen) te herstellen. Bij overdracht verstoort deze projectie diezelfde (of een andere) relatie. Dit gebeurt vaak in een therapeutische relatie. Sigmund Freud had bijvoorbeeld last van patiënten die verliefd op hem werden. Bescheiden als hij was zag hij dit als overdracht waarbij bijvoorbeeld het gemis van een vaderfiguur werd geprojecteerd op hem.

Door zijn patiënten hun eigen overdracht in te laten zien, kon Freud ze weer verder helpen. Dit is een vorm van tegenoverdracht: de overdracht van de therapeut op de patiënt. Dit kan een onbewuste reactie zijn (kortaf doen tegen een patiënt omdat die ‘toch altijd al boos op me is’) maar ook een bewuste, zoals Freud  het gebruikt. En nee, ‘ik deed het om de patiënt te helpen, als een vorm van tegenoverdracht’ is geen goed juridisch argument om met die verliefde patiënt naar bed te gaan mensen. U zult worden doorgehaald!

Theory of mind
Tot slot nog kort het steeds opnieuw bevraagde ‘theory of mind’. Het gaat hier niet om een filosofische theorie over wat de relatie is tussen lichaam en geest. Wel om het vermogen het perspectief van een ander in te kunnen nemen; het besef dat anderen gevoelens, gedachten en intenties kunnen hebben. Dit is iets wat natuurlijk essentieel is om bijvoorbeeld empathie te kunnen hebben. Andersom hoeft dit niet per se zo te werken; sommigen kunnen zich prima of zelfs erg goed verplaatsen in een ander zonder empathie te hebben: manipulatieve psychopaten. De bekendste stoornis in de theory of mind is natuurlijk autisme.

Verder wens ik u allen weer veel succes de komende VGT. Nog even een ezelsbruggetje voor de vraag welke immunoglobuline de placenta kan passeren: In Geval van Gravida. IgG!

Oefenvragen:

  1. Bij het psychiatrisch onderzoek worden diverse psychische functies onderzocht. Tot de conatieve functies behoort: 
    A. Het geheugen; 
    B. De psychomotoriek; 
    C.De stemming.
     
  2. U spreekt een 53-jarige weduwe met een blanco psychiatrische voorgeschiedenis. Ze vertelt haar buurman niet meer te kunnen vertrouwen, ze is er steeds meer van overtuigd dat hij haar kwaad wil doen. Haar buren wonen al jaren naast haar en het contact is altijd goed geweest. Welke psychische functie is waarschijnlijk gestoord? 
    A. Aandacht. 
    B. Bewustzijn. 
    C. Denken. 
    D. Inprenting en geheugen. 
    E. Waarneming.
     
  3. Als een patiënt "voor de zoveelste keer" na een zelfbeschadigende reactie op de afdeling Spoedeisende Hulp terecht komt, is het niet ongewoon dat hulpverleners op een gegeven moment kwaad of ongeïnteresseerd worden. En dat is nu net een reactie waarop zo’n patiënt anticipeert en die potentieel aanleiding geeft tot volgende destructieve acties. De anticipatie van de patiënt op het kwaad of ongeïnteresseerd worden van hulpverleners is een voorbeeld van: 
    A. Overdracht; 
    B. Projectie; 
    C. Rationalisatie; 
    D. Tegenoverdracht.
     
  4. Een patiënt vergeet regelmatig zijn medicatie in te nemen en verwacht dat zijn behandelend arts daar boos over zal zijn. Met welke van onderstaande termen wordt deze verwachting aangeduid? 
    A. Overdracht. 
    B. Projectie. 
    C. Tegenoverdracht.
     
  5. Een 22-jarige man klaagt erover dat hij het gevoel heeft van vervreemding, waarbij het lijkt alsof hij zichzelf vanaf een afstand bekijkt. Wat is de naam van dit psychiatrisch symptoom? 
    A. Depersonalisatie. 
    B. Hallucinatie Preoccupatie. 
    C. Illusoire vervalsing. 
    D. Preoccupatie.
     
  6. "Theory of Mind" vormt een belangrijke basisstoornis voor bijvoorbeeld autisme. Welk van de onderstaande alternatieven omschrijft "Theory of Mind" het best? 
    A. Besef dat anderen gevoelens, gedachten en intenties hebben. 

    B. Inzicht in eigen functioneren. 
    C. Plannen en organiseren van gedrag. 
    D. Vermogen om sociale situaties te kunnen overzien en in te kunnen schatten. 

 

 

 

 

 

Antwoorden:

Vraag 1: B

Vraag 2: C. Hier wordt duidelijk een waan beschreven (specifiek: een paranoïde waan). Deze stoornis valt onder de (inhoud van) het denken.

Vraag 3: A. Een beetje tricky deze, want het lijkt eerst te gaan om de reactie van de hulpverleners, waardoor je zou kunnen denken aan tegenoverdracht. Lees echter goed! Het gaat om de verwachting van de patiënt die de relatie tussen de patiënt en de hulpverleners verstoort: overdracht. Beetje flauw is het wel, want in dit geval is die verwachting misschien wel heel reëel.

Vraag 4: A
Vraag 5: A
Vraag 6: A