Meer weten? Begin een oorlog

Oorlog als ziekte

Auteur: Gepubliceerd op: 
Medisch

Is oorlog ook positief? De wereld is grijs, niet omdat hij kleurloos is, maar omdat hij niet zwart-wit is in ethische zin. Dit blijkt op meest cynische wijze uit de positieve effecten die oorlog kan hebben. Wat?! Ja, een oorlog kan best iets positiefs opleveren. Vooral op medisch gebied zijn er juist in tijden van oorlog veel belangrijke inzichten opgedaan en in- novaties gekomen. Oorlog is niet in de laatste plaats een motor der medische vooruitgang. Eigenlijk drijft de geneeskunde per definitie op pure misère: zonder ziekte geen genezing, laat staan kunde.

Oorlog is in die zin gewoon een andere oorzaak voor schade aan het lichaam. In dit geval geboren uit een soort sociale ziekte, zoals je ook armoede een sociale ziekte kunt noemen. Het bijzondere aan oorlog is dat het zelf onderhevig is aan een innovatief proces: men zoekt naar steeds schadelijkere manieren om het menselijk lichaam te ruïneren. Waar we zijn begonnen met stenen, zijn we via zwaarden en speren beland bij geweren, allerhande bommen en gas. Dit vraagt om steeds effectievere manieren om de aangerichte schade te fiksen. Daarnaast levert oorlog veel aanbod en ruimte op voor artsen om allerhande ervaring op te doen. Hippocrates noemde het slagveld al ‘de enige echte leerschool voor een chirurg’. Kortom, laten we eens naar wat voorbeelden kijken.

In de tijd van de Eerste Wereldoorlog kon men al aardig opereren, maar aan het front bleek het gecompliceerder te zijn. Zo was de mortaliteit van een onderbeensamputatie bijvoorbeeld 90%. Je vraagt je bijna af waarom men het überhaupt nog probeerde. Sir Geoffrey Marshall bedacht toen dat het misschien wel slim zou zijn om tijdens dergelijke operaties de bloeddruk, polsslag en hemoglobine te meten. Hierdoor kwam hij erachter dat de manier waarop men destijds ether als narcosemiddel toediende, niet geweldig was voor patiënten in shock (zoals bij vele kapot geschoten soldaten natuurlijk). Ether heeft namelijk, net als vele huidige anaesthetica, een duidelijk hypotensief effect: de manier om iemand in shock de nek om te draaien. Een stabiele dosering van dit anaestheticum bereiken is daarom erg belangrijk; gewoonweg wat op een doek druppelen bleek niet echt the way to go. Er was in die tijd ook nog niet veel bekend over shock en de gewonde soldaten met vaak hevig bloedverlies waren perfect om hier meer over te weten te komen. Marshall ontwikkelde uiteindelijk een apparaat waarmee lachgas, zuurstof en ether betrouwbaar konden worden gedoseerd. Hiermee daalde het sterftepercentage van 90% naar 25%. Dit apparaat is later aangepast door kapitein Henry Boyle en kan worden gezien als de voorloper van het huidige anaesthesietoestel.

Een kapot geschoten lichaam, liggend in de modder, schreeuwt natuurlijk om een infectie, althans bij de ‘mazzelaar’ die het überhaupt overleeft. Tegenwoordig knallen we bij het minste of geringste antibiotica in een patiënt, maar dat was er tijdens de Eerste Wereldoorlog nog niet. Wel gebruikte men allerlei bacteriedodende middelen voor wondbehandeling zoals natrumhypochloriet, een stof die wij tegenwoordig onze zwembaden mee chloreren.

Nog een mooi verhaal: in de oorlog viel het een chirurg op dat wonden met een bepaalde geur beter genazen dan andere. Uit kweken bleek hier een bepaald soort bacil in te zitten die de wond vrijhield van andere bacteriën. Ze hebben deze bacillen later ook toegediend in wonden van soldaten en het werkte! Ik vraag me af of de METC nu toestemming zou geven voor dergelijke onderzoek.

Als oorlog iets doet, dan is het in ieder geval een steady supply leveren aan mensen die ledematen missen. Combineer dit met de gedachte dat het vanuit de overheid gezien slim is om goed voor dergelijke veteranen te zorgen (anders vecht niemand meer voor je land) en er is opeens heel veel mogelijk om te experimenteren met prothesen.

Photo: Sgt Ian Forsyth RLC/MOD [OGL (http://www.nationalarchives.gov.uk/doc/open-government-licence/version/1/)], via Wikimedia Commons

Tegenwoordig, na alle bermbommen in het Midden-Oosten, zie je dit duidelijk: elk jaar verschijnen er weer technologische wonderen in het nieuws. Er zijn gewoon al robotarmen die mensen met hun eigen hersenen aan kunnen sturen!

Naast alle praktische toepassingen biedt een oorlogssituatie de uitgelezen kans om meer te weten te komen over de extreme staat waarin het menselijk lichaam kan verkeren. Hier doel ik niet op de ziekelijke experimenten van Joseph Mengele, maar bijvoorbeeld op de studies naar honger. Want tja, men kon vaak weinig tegen de honger doen, dus dacht men: ‘laten we er dan in ieder geval van leren’. In de tweede wereldoorlog is hier een aantal schokkende voorbeelden van te vinden.

In een hermetisch afgesloten Joods ghetto in Polen brachten de Duitsers beetje bij beetje het voedselrantsoen naar beneden naar 184 kilocaloriën per dag (een kom waterige soep en een stuk brood). Ter vergelijking: andere Polen kregen 699, Duitsers 2.631 kilocalorieën. Er werden drie stadia van honger geconstateerd met verscheidene symptomen: in de eerste fase is er sprake van xerostomie, polyurie, gewichtsverlies en hunkering naar eten. In het tweede stadium neemt de hunkering af en maakt deze plaats voor apathie, zwakte en gevoel van koude, waarbij je het liefst in foetushouding ligt. Hierbij komt ook het klassieke hongeroedeem (verlies van eiwit (albumine) in het bloed waarbij vocht uittreedt naar de weefsels) en versnelde veroudering voor. De huid wordt droog en schilferachtig als perkament met bruine maculae en er treedt alopecia op. De laatste fase kenmerkt zich door bewegingsstoornissen, bradycardie, hypotensie, hypothermie en heesheid. ‘Doodgaan door langdurige honger is als een kaars die langzaam dooft.’

Ook hier in Nederland weten we sinds de hongerwinter en onze uitzonderlijke drift om informatie bij te houden erg veel over honger. Bijvoorbeeld dat na autopsie dat alle organen behalve de hersenen extreem gewicht verliezen. Over een zestien-jarig meisje vermeldde het autopsieverslag: ‘Haar hart was kleiner dan haar vuist.’ Wanneer zouden we hier ooit anders een experiment naar opzetten? Nooit, mag ik hopen.

Ik kan nog wel even doorgaan met dit soort voorbeelden. Uit eerdere oorlogen weten we dat citroenlimonade hielp tegen scheurbuik. Van de Eerste Wereldoorlog leerden we hoe we bloed moeten transfuseren en hoe we enigszins praktisch röntgenfoto’s maken. Hopelijk vraagt u zich als moderne empathische dokter nu af: ‘is oorlog nou wel echt nodig geweest om dergelijke ontdekkingen te doen? En zo ja, dat is het toch niet waard? En trouwens, haalt het ook immens veel geld weg bij andere vormen van onderzoek: alle middelen van een samenleving worden gefocust op de oorlog en de gevolgen daarvan. Oorlog kan daarbij leiden tot een wetteloze staat waarin een man als Mengele zijn gang kan gaan. Dat wil je toch niet?’

Klopt! Mijn punt is ook absoluut niet dat één of andere supervillain uit een of ander aftands stripboek oorlog moet gaan uitlokken om de mensheid uiteindelijk sterker te maken. Ik zit dan wel bij de PanEssay, maar kom op... De realiteit is echter dat oorlog, net als ziekte, helaas ‘gewoon’ voorkomt. Is het niet onze plicht als artsen om er iets van te leren?