Een einde

Auteur: Gepubliceerd op: 
Doc-column

De spoedeisende hulp is in de filmkunst een aantrekkelijk schouwspel. Mensen met schotwonden en open botbreuken die door gangen worden gereden, terwijl hordes witte (of OK-kleurige) jassen naarstig in de infuuszakken knijpen, medicijnen in spuiten optrekken en familie op veilige afstand proberen te houden.

De geneeskundestudent weet (uiteindelijk) wel beter: je zit voornamelijk tussen de snottebellen, getordeerde enkels, dementerenden met een longontsteking en yuppen met buikpijn ‘die zo echt het weekend niet in willen’. Maar soms komt de filmografische werkelijkheid dichterbij, en doet de spoedeisende hulp recht aan zijn naam.

De aankondiging: een intoxicatie. In de meeste gevallen betekent dat een tiener die het verdelingsvolume van alcohol over zijn lichaam enigszins verkeerd heeft ingeschat of een wat slaperige psychiatrische patiënt die maar liefst een heel stripje oxazepam en paroxetine naar binnen heeft gewerkt. Vervelend, maar meestal is kortdurende opname ter observatie, gevolgd door een aanbod voor psychosociale hulp, voldoende.

Maar die middag liep het anders. Een man van in de 40 was door zijn buurman agressief en brakend aangetroffen nadat hij handenvol verapamil (rate-limiting calciumantagonist) en venlafaxine (SNRI) naar binnen had gewerkt. Nadat de politie (en de inwerking van de pillen) hem eindelijk voldoende gekalmeerd had, kon de ambulance hem meenemen. Waar hij een half uurtje geleden in zijn huis nog driftig rond had gelopen, arriveerde hij nu solomnent op de SEH, met af en toe convulsies en alleen matige reacties op pijn en aanspreken. De bradycardieën die hij in de ambulance soms had, breidden zich verder uit, en de ecg-complexen werden steeds breder. De ambulancebroeder zette twee broodtrommels pillen neer, die volgens de buurman tot de rand toe vol hadden gezeten. Er zat nu een schamel bodempje in beiden. Het was waarschijnlijk een tot twee uur geleden sinds hij zijn wanhoopsdaad was begonnen. Het beloop met deze combinatie aan hartritmebeïnvloedende medicatie, liet zich raden. Gelukkig was het overdag en hadden we genoeg dokters op de spoed. Terwijl twee artsen zich met de verpleegkundigen bekommerden om de opvang, schakelde ik alvast het reanimatieteam in. Met een oproep worden op die manier de anesthesioloog, intensivist, cardioloog en IC verpleging opgetrommeld. Nog geen halve minuut na die oproep schoot de patiënt in ventrikelfibrilleren. Vanaf dat moment was de grote traumakamer vergeven van witte jassen; er werd maag gespoeld, gereanimeerd, geïntubeerd, geshocked en extern gepaced. Maar dat was slechts symptoombestrijding. Het oorzaakgerichte beleid van een gevaarlijke intoxicatie laat zich raden, het middel moet uit het lichaam en de werking moet geblokkeerd worden. Zowel verapamil als venlafaxine bleken niet te verwijderen met dialyse, noch een beschikbare antagonist te hebben. De cardioloog en ik keken naar de broodtrommels en naar elkaar. Deze patiënt had zich goed voorbereid. Hij wil echt dood. De intensivist overlegde met het UMCG over overplaatsing voor behandeling met ECMO (de hart-longmachine), de enige denkbare ondersteuningsmethode terwijl het lichaam zelf langzaam de toxische dosis medicijnen klaart. Dat zou natuurlijk alleen een optie zijn als we de patiënt eerst gestabiliseerd hadden, helaas waren we daarvan steeds verder verwijderd.

Gedurende de reanimatie werd slechts kortdurend herstel van sinusritme bereikt, waarna polsloze electrische activiteit en daarna asystolie resteerde. Een uur nadat we begonnen waren, werd de reanimatie beëindigd. Na dozijnen tentamen suïcidii de afgelopen twee jaar, lag daar nu de eerste geslaagde. Beslist geen vrolijke mijlpaal.

Als dokters ‘redden’ we soms een leven dat niet verloren mocht gaan. Soms redden we iemand (op dat moment) tegen zijn wil. Vaker verliezen we er een, die nog niet wilde vertrekken. Nu verloren we iemand die, geoordeeld naar de pillen die hij in meerdere jaren bijeen heeft gespaard, een duurzame wens had niet meer verder te willen. Iemand die zich, ondanks dat hij geholpen werd door de GGZ, al die tijd diep verdrietig en eenzaam heeft gevoeld. Niet alleen, maar omringd door mensen die alles om hem gaven, is hij gestorven. Onze eerste gedachte en beste bedoeling, is niet altijd de beste uitkomst voor de mens tegenover je.