Het beroep van de arts

Auteur: Gepubliceerd op: 
Liefde voor het vak
Vroeger wilde ik altijd brandweerman worden (en ik kan nog steeds heimelijk genieten van de blinkend gepoetste brandweerwagens aan de Sontweg), later straaljagerpiloot. Eigenlijk de standaard carrièrewensen van veel opgroeiende jongens, hoewel mijn dochter van vier ‘brandweermevrouw’ op dit moment ook hoog op haar verlanglijstje heeft staan. Inmiddels voel ik me echter helemaal thuis in ‘de‘ neurologie, waarover later meer. Mij eerste kennismaking met de neurologie was vooral literair van aard: het boek ‘Hersenschimmen‘ van Bernlef heb ik op de middelbare school verslonden en later tijdens mijn geneeskundestudie las ik de boeken van de in 2015 overleden Britse neuroloog Oliver Sacks. Die laatste laat in zijn boeken telkens weer zien waarmee het in de geneeskunde, maar zeker ook in de neurologie, begint: het kijken (en luisteren) naar mensen; en vanuit verwondering of misschien zelfs verbazing je vak uitoefenen. Dit blijft de belangrijkste basis voor de patiëntenzorg, maar zeker ook voor onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
 
       
 
Stukje geschiedenis
Het patiëntcollege is natuurlijk in het geheel geen recente Groningse vinding. Een mooi wat ouder voorbeeld toont het bovenstaande schilderij van André Brouillet ‘Un Leçon Clinique à la Salpêtrière’ uit 1887 dat is terug te vinden in het Musée d’Histoire de la Médecine te Parijs. De grootvader van de neurologie Jean-Martin Charcot, die het vak nog geleerd zou hebben van Duchenne (die ja!), demonstreert hier ten overstaande van diverse collega’s een patiënte met een aanval van ‘hystérie’. Zij wordt daarbij ondersteund door Joseph Babinski (die ja!). Ook hier staat het observeren en de verwondering centraal, hier nog met een extra dimensie: kennisoverdracht. Veel heeft de geneeskunde te danken aan de publicaties van de observaties door pionierende artsen c.q. neurologen; zie hieronder ook ‘An essay on the shaking palsy‘ van James Parkinson, naast arts overigens ook geoloog, uit 1817. Op de schouders van deze voorbeelden staat de huidige generatie neurologen met trots. Dit 19eeeuwse beeld brengt ons overigens ook weer terug naar Oliver Sacks: ook hij publiceerde, zij het in een meer geromantiseerde vorm voor een breder publiek, zijn observaties van en gedachtes over neurologische aandoeningen.
                                                   
Van vooroordelen naar nieuwe ontwikkelingen
Neurologen, dat zijn toch die stoffige bebrilde heren in tweed jasjes met zo soms een vlinderdas? Ze zijn misschien wel intelligent, maar vooral saai; heel goed in het lokaliseren van afwijkingen in het zenuwstelsel en het stellen van ingewikkelde diagnoses, maar kunnen deze dan toch vooral niet behandelen.
Wat is er inmiddels al veel veranderd! In het UMCG is 45% van de neurologen vrouwelijk en voor 60% van de neurologen in opleiding geldt hetzelfde. Natuurlijk zijn ‘we‘ nog steeds uitstekend in staat om de meest moeilijke diagnoses te stellen, echter het behandelarsenaal van de neuroloog, natuurlijk vaak in samenwerking met bijvoorbeeld neurochirurgen, intensivisten en (interventie)radiologen, heeft zich fors uitgebreid – en het einde hiervan is nog lang niet in zicht. Werd een patiënt met een herseninfarct ook nog in het begin van mijn opleidingstijd (en dat is echt nog niet zo heel lang geleden) opgenomen op de verpleegafdeling in afwachting op herstel of overplaatsing naar een verpleegtehuis, zijn nu de kansen op overleving en herstel enorm toegenomen met het beschikbaar komen van therapieën als intraveneuze trombolyse en intra-arteriële trombectomie. Een ander voorbeeld is de behandeling van de ziekte van Parkinson, waarbij niet alleen de medicamenteuze behandeling nog steeds verder wordt verbeterd, maar ook met de introductie van de hoog geavanceerde diepe hersenstimulatie (deep brain stimulation) grote stappen zijn gemaakt in de behandeling ervan. Ook op andere plekken eist ‘de neuroloog‘ steeds meer haar/zijn plek op, denk hierbij onder andere aan de traumatologie en oncologie.
 
Wat vind ik dan verder nog zo mooi aan mijn vak?
Hoe interessant en belangrijk voor het menselijk leven ook: de lever is toch maar de lever; en een hart toch maar een hart. Maar onze hersenen maken ons specifiek tot mensen en voorts de individuen die we zijn. Aandoeningen van het zenuwstelsel en de hersenen in het bijzonder hebben een grote impact op het functioneren van de betrokken patiënten en tasten het functioneren soms dusdanig aan dat we het leven als mensonwaardig gaan beschouwen.
 
Aandoeningen van het zenuwstelsel kunnen fascineren, maar ook de werking van ‘gezonde’ hersenen kan aanleiding geven tot verrukking. Was de 20e eeuw vooral de eeuw van het DNA en het ontrafelen van ons genoom, de 21e eeuw is wat mij betreft die van de hersenen. Dit wordt mede geïllustreerd door de hausse aan populair wetenschappelijke literatuur die op dit moment de boekhandels vult. Als neuroloog sta je hier nu middenin! Eerder gaf ik al aan dat ik me ‘thuis’ voel in de wereld die neurologie heet. Daarbij ben ik ook erg verheugd dat pragmatiek een woord is dat neurologen niet meer vreemd is. Dit komt ook wel voort uit mijn eigen interessegebied: de acute neurologie en neurotraumatologie, waarbij voor beschouwen en lang delibereren vaak geen plaats is.
 
Een meer algemene beschouwing over het beroep van arts is hier tot slot nog wel op zijn plaats. Heb je wel eens stil gestaan hoe bijzonder en uitzonderlijk dat is? Het vrijwel grenzeloze vertrouwen waarmee onze patiënten hun verhalen vertellen, zich uitkleden in onze spreekkamers, zich laten aanraken, in zich laten prikken en snijden. Hier blijf ik me in elk geval tot op de dag van vandaag over verbazen.
 
Bram Jacobs
 
Leestips:
- ‘Hersenschimmen‘, Bernlef (1984, ook verfilmd in 1988)
- ‘De man die zijn vrouw voor een hoed hield‘, Oliver Sacks (1985)
- Het eiland der kleurenblinden en het palmvareneiland, Oliver Sacks (1997)
 
Kijktips:
- ‘Awakenings’ (1990) naar een boek van Oliver Sacks (1973)
- ‘The diving bell and the butterfly’ (2007) naar het autobiografische boek van Jean-Dominique Bauby