Collegialiteit

Auteur: Gepubliceerd op: 
Doc-column

Als dokter krijgen wij er allemaal mee te maken: collega’s. Je hebt ze al tijdens de studie geneeskunde: je medestudenten, je geneeskundecollega’s in crime. Samen sleur je een koffer vol boeken mee naar je openboektoets. Samen ga je na de VGT de toets volledig afkraken. En samen lig je na een verenigingsfeestje op de stoep in de Poelestraat. Maar als dokter krijg je nog veel meer collega’s: je directe mede-arts-assistenten, maar ook supervisoren, collega’s van een ander specialisme, verpleegkundigen, fysiotherapeuten, diëtisten, et cetera. Kortom: we worden overspoeld door collega’s.

Wat is nou precies een collega? Het goeie oude vertrouwde woordenboek zegt: “Iemand die werkt in hetzelfde beroep, in hetzelfde bedrijf.” En de meest gebruikte digitale encyclopedie zegt: “Personen die uitsluitend zijn verenigd om een gezamenlijk doel te bereiken, waarbij de capaciteiten van iedere collega om dit doel te bereiken, door de anderen worden gerespecteerd.” Wauw. Heel mooie, maar ook erg optimistische uitspraken. “Een gezamenlijk doel”, dat hebben we zeker in het ziekenhuis: goede patiëntenzorg leveren. En “de capaciteiten worden door anderen gerespecteerd”, ook erg mooi. Maar hoe realistisch zijn die uitspraken en hoe werkt dat in de praktijk? Ik werk nu alweer meer dan een jaar als arts-assistent in het ziekenhuis, en ik heb al heel wat verschillende soorten collega’s op mijn pad gehad. Een paar situaties wilde ik jullie, als dokters in spé, niet onthouden.

Ten eerste heb je als AIOS natuurlijk mede-arts-assistenten als collega’s. Je moet vaak met meerdere A(N)IOSsen een zaal of spoed draaiende houden, waarin samenwerking dus zeer van belang is. Gelukkig zitten we allemaal in hetzelfde schuitje en zorgen we er meestal samen wel voor dat de patiënten én ook wijzelf blijven leven (o.a. door koffie of snoep voor elkaar te halen). We helpen elkaar regelmatig met een infuusje prikken of een brief schrijven als de ander het drukker heeft. Wat mij betreft een goede collegialiteit, die zeer gewaardeerd wordt.

Ten tweede heb je collega’s van een ander specialisme. Daarmee kom je vooral in aanmerking als zij jou in consult vragen, of andersom. Bij de interne word je laagdrempelig in consult gevraagd. Je lacht soms de ballen uit je broek om de consultvraag van een collega. Zoals: “Graag uw internistische blik op de gehele situatie.” Punt. That’s it. Niet meer en niet minder. Welke blik wil je hebben? Oncologie, nefrologie, endocrinologie? Of mag ik zelf kiezen? Of: “Graag uw consult bij afwijkende labwaarden.” Punt. Oftewel: kijk zelf maar in het lab, dan mag je zelf kiezen wat je afwijkend vindt? Natuurlijk is dat allemaal niet verkeerd bedoeld, maar het wordt soms wel heel snel en makkelijk gedaan, zonder dat er zelf wordt nagedacht. Andersom doen wij het natuurlijk ook naar andere specialismen: een consultje “help” als een ECG er raar uit ziet of als iemands been ineens niet meer beweegt. Ik denk dat dit ook wel een beetje hoort in het ziekenhuis vanwege de vele specialismen, maar hier valt denk ik nog wel wat te behalen op het gebied van collegiaal zijn en niet klakkeloos elkaar maar extra werk geven. Al zijn we gelukkig ook vaak genoeg wel collegiaal en helpen we elkaar ook als het echt nodig is.

En dan heb je natuurlijk de onmisbare verpleegkundigen. Sowieso goede collega’s op het gebied van taarten meenemen en roddelen. Overdag loop je samen visite en doe je gesprekken op zaal. Samen zorgen jullie voor alles om de patiënt heen. In de dienst zijn zij jouw ogen. Ze bellen je als je moet komen of als er twijfel is over een patiënt. En ja, dan sta je soms met drie instabiele patiënten op de spoed en belt de verpleegkundige over een situatie die jij niet echt urgent vindt klinken en dus voor jou op dat moment geen prioriteit heeft. Of een verpleegkundige belt over een glucose van 16 of een vergeten sintromdosering terwijl je net een reanimatiebeleid met een ernstig zieke patiënt bespreekt. Dit kan soms behoorlijk botsen, omdat de belangen dan verschillen. Jij hangt op en bent (tijdelijk) van het probleem af, maar de verpleegkundige zit er dan nog mee. En de drempel moet voor hen ook niet steeds hoger worden om weer te bellen. Zulke situaties zal je als arts later veelvuldig mee gaan maken. De kunst is om te leren prioriteren en daarover duidelijk te zijn naar de verpleegkundige, hem/haar ook gerust te stellen, maar altijd de verpleegkundige te respecteren. Dat kan soms erg moeilijk zijn in een drukke dienst, maar het wordt enorm gewaardeerd en het houdt de samenwerking wel sterk. Vaak verontschuldig ik me nog even aan het einde van de dienst dat ik zo’n vuurspuwende draak was en drink nog even een bakkie met ze, dat helpt meestal goed!

Kortom: we moeten onze collega’s koesteren, al loopt de samenwerking soms wat moeizaam. Ga samen eens koffie drinken, organiseer een borrel of een uitje en respecteer elkaar. Want we kunnen niet zonder elkaar, een dokter ben je nooit alleen!