De beschouwende bouwvakker

Auteur: Gepubliceerd op: 
Co-column

Het coschap orthopedie in de Tjongerschans is er een vol tegenstellingen. Het begint al in de bus, waar het ‘verboden te eten en drinken’-bordje prijkt naast de buschauffeur die onder het rijden nog snel even haar ontbijt naar binnen werkt. Aangekomen in Heerenveen geniet ik vijf weken lang van het Friese woord voor knie (knibbel!), van de sportieve (lees: voorste kruisbandruptuur) én de minder sportieve patiënten (lees: artrose). Aan het eind concludeer ik: niets is hier wat het lijkt.

 

Met in mijn hoofd het stereotype beeld van de orthopeed loop ik de OK binnen. Timmerlieden zijn het, bouwvakkers, klusjesmannen. Een blik op de steriele tafel bevestigt dit: de hamers, beitels en schroeven liggen klaar. Met geweldige kracht wordt een kunstheup in de femur van een fragiel uitziende negentigjarige getimmerd. Het gat waar de steel in kan, is gecreëerd met een drilboor die mij me doet afvragen of de OK-medewerkers geen gehoorbescherming zouden moeten dragen. Bloed, botfragmenten en vulgaire grappen worden de lucht in geslingerd – alleen de bouwvakkersdecolletés blijven verhuld door de steriele jassen.

 

Maar wie denkt dat het hier om lukraak hameren gaat, heeft het mis. Je zou het bijna vergeten doordat het gesprek vrijwel alleen over voetbal gaat, maar ondertussen is de chirurg bezig met millimeterwerk. De zaagvlakken voor de knieprothese, van tevoren nauwkeurig berekend op basis van MRI-beelden, worden op precies de juiste hoeveelheid graden gevolgd. En als er iets fout gaat wordt er in een seconde omgeschakeld van de wedstrijd van Heerenveen gisteravond naar het osteoporotische bot dat het dreigt te begeven onder bovengenoemde drilboor.

 

Ook op de poli leer ik dat schijn bedriegt. ‘Is dit pijnlijk? En dit?’ lijkt de orthopeed aan niemand in het bijzonder te vragen terwijl hij aan een versleten heup sjort. De eigenaar van de betreffende heup verkrampt en laat een ingehouden piepje horen. Zijn echtgenote kijkt zorgelijk naar de arts, die niets door lijkt te hebben en fluitend het lichamelijk onderzoek voortzet. ‘Hij heeft pijn, hoor,’ is een uitspraak die ik al meerdere malen heb gehoord, telkens gevolgd door een geïrriteerd ‘Hij kan toch zelf wel praten?!’ van de orthopeed. Natuurlijk heeft de arts heel goed door dat endorotatie bij deze coxartrose pijnlijk is, maar nu is die diagnose wel mooi bevestigd.

 

De orthopeed, hoewel nu misschien enigszins neergezet als een sadistische beul, is overigens een keurige, professionele dokter. Dit totdat iemand uit zijn voetbalteam op het spreekuur verschijnt, waarop hij plots verandert in een studentikoze pestkop en de patiënt voor Feyenoordliefhebbende kakkerlak uitmaakt. Een mooi contrast met het feit dat ik ook getuige mag zijn van een anti-voetbalbetoog door een van zijn collega’s. Volgens hem is voetbal een ‘een sport voor en door criminelen,’ en moeten ze van elke overtreder de licentie permanent intrekken zodat toekomstig voorste kruisbandletsel voorkomen kan worden. Graag had ik deze twee orthopeden samen in een voetbalstadion geobserveerd.

 

De vele verschijningsvormen van de orthopeed – timmerman, beul, precisiechirurg, hooligan, voetbalhater – verrasten en vermaakten mij, en bewezen dat ze als geen ander in staat zijn om zich afhankelijk van de context te transformeren. Op maat voor de patiënt, net als de protheses die zij zo vakkundig plaatsen.