‘Kunt u even persen voor mij?’ en andere LO-ongemakken

Auteur: Gepubliceerd op: 
Co-column

‘Laat de broek maar even zakken.’ Een van de weinige momenten waarop deze uitspraak niet grensoverschrijdend en/of ongemakkelijk is, is voorafgaand aan het lichamelijk onderzoek. Of nee, schrap dat – ook in een medische setting kan het nog steeds behoorlijk oncomfortabel aanvoelen om wildvreemden ontkleedinstructies te geven. En dan is het daadwerkelijke voelen, kloppen en sjorren nog niet eens begonnen…

Al eerder schreef ik over de constante onzekerheid waarmee de overgangsfase tussen geneeskundestudent en arts gepaard gaat. Nergens is dit zo duidelijk te merken als tijdens het lichamelijk onderzoek; professionaliteit en zekerheid uitstralen gaat toch een stuk moeilijker als je met trillende zweethandjes iemands buik palpeert.

Het begint al bij de handhygiëne (als je dat überhaupt niet vergeet): wassen met zeep of desinfecteren met alcohol? Wassen duurt langer maar kan wel helpen om je vaak ijskoude handen wat op te warmen. Handalcohol is het protocol, echter geen optimale combinatie met bovengenoemde zweethanden. Hoe dan ook doe je dit terwijl de patiënt zich omkleedt – en hoe veel tijd dat kost is vaak onvoorspelbaar. De ene patiënt heeft een half uur nodig om haar schoenen te verwijderen, de andere komt binnen enkele seconden poedelnaakt achter het gordijn vandaan terwijl jij dacht nog even snel iets tussen je tanden vandaan te kunnen pulken.

Daarna begint de ellende pas echt: zweetvoeten, vreemde navels, onverwachte piercings. Toen een patiënte laatst haar mond open deed en ik dacht WAT IS DAT, onderbrak ik net op tijd mijn DD wanneer ik me realiseerde dat ik naar een tongpiercing keek.

Serieuze viezigheid komen we gelukkig maar zelden tegen, al hoorde ik naar aanleiding van het schrijven van deze column toch wel wat ranzige verhalen. ‘Een vriendin van mij ging een rectaal toucher doen en toen ze de billen van de patiënt spreidde, viel poep op de onderzoeksbank.’ Het rectaal/vaginaal toucher is natuurlijk op zichzelf al een bron van ongemak: ‘U voelt nu mijn vinger, kunt u even persen?’ Ik kan het nog steeds nauwelijks over mijn lippen krijgen.

En hoe ga je om met het feit dat je lichamelijk onderzoek iemand wel eens pijn doet? Ik heb het idee dat artsen met de jaren beter worden in het vakkundig negeren van kreetjes of grimassen. ‘Dus híér doet het pijn?’ roept de reumatoloog vrolijk terwijl ze een gruwelijk ontstoken jichtgewricht palpeert. Groentjes zoals ik hebben daarentegen de neiging om bij het eerste piepje van de patiënt het onderzoek af te breken: ‘Ja hoor, ik heb het gezien!’ Dit kan er ook aan liggen dat de patiënt zich vrijer voelt om te klagen in reactie op onze handelingen dan op die van de alwetende specialist.

Het laatste dilemma: laat je je patiënt zich volledig aankleden voordat je je supervisor erbij haalt? Soms duurt het langer dan verwacht, en om iemand twintig minuten in z’n blootje op de onderzoeksbank te laten liggen is ook zo wat. Maar aan de andere kant zie ik wel eens de ergernis bij een patiënt wanneer de specialist vraagt of hij zich toch even nog een keer kan uitkleden – en ja, de sokken ook, meneer. Sommige specialisten hebben hier zelf ook het geduld niet voor: toekijken hoe een artrotische tachtigjarige frutselt met knoopjes is meer dan de gemiddelde orthopeed aankan.

Ja, wat zijn we zielig met z’n allen, dat we dit moeten doorstaan. Totdat je op een dag zelf op de bank ligt voor een uitstrijkje, huidbiopt of keelkweek – dan zie je wie het pas echt zwaar heeft.